|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overleden op 14 mei 1985. Actief van 1917-1931. Legendarisch atleet en bestuurder, die op beide fronten aan de top stond. Alleen al over zijn leven zouden 12 clubbladen zijn vol te schrijven. Ad stond officieel bekend onder de naam ir. Adriaan Paulen, maar intimi mochten gewoon Adje zeggen. Ad werd al op jonge leeftijd door zijn vader meegenomen naar de voetbalclub HFC Haarlem. Voetballen werd zijn grote passie, meer nog dan atletiek ("van atletiek word je eenzaam", zo zei hij eens), en hij haalde het eerste elftal. Hij was een zeer snelle rechtsbuiten en speelde wedstrijden tegen de eerste teams van Ajax en Feijenoord. In 1917 ontdekte Ad de atletiek, die toen nog binnen de voetbalclub werd beoefend. Zijn eerste wedstrijd was een hoogspringwedstrijd. Een jaar later was hij betrokken bij een van de eerste clubrecords van de atletiekafdeling van de HFC, toen hij met een estafetteteam de 4x80 m in 40.6 aflegde. In 1919 behoorde hij al tot de Nederlandse top op de 800 m toen hij deze afstand in 2.05.8 afraffelde, slechts 3 seconden boven het toenmalige Nederlandse record. Ad brak in 1920 door naar de internationale top. Hij werd tweevoudig Nederlands kampioen: op de 400 m (53.2) en 800 m (2.03.5). Met een Nederlands record van 1.58.6 plaatste hij zich begin augustus in Eindhoven voor de Olympische Spelen in Antwerpen (B). Ad kwam in zijn eerste Olympische Spelen meteen in de finale van de 800 m en werd daarin 7e in 1.56.4. Hij zat maar 3 seconden achter de winnaar Albert George Hill (GB). Ad liep in Antwerpen voor het eerst op een sintelbaan. Hij is nog altijd de enige AV Haarlemmer, die ooit op een individueel nummer de finale op de Olympische Spelen haalde. In oktober 1920 waren Ad en zijn vader J.A.J. Paulen onder de aanwezigen tijdens de oprichtingsvergadering van de HAV Haarlem en ze werden meteen lid. Op 30 januari 1921 won de nog maar 18-jarige Ad een sterk bezette veldloop in Den Haag. Op 22 mei nam hij deel aan een jubileumwedstrijd van de NAU in Den Haag, verbeterde daar in de serie het Nederlands record op de 880 yards en bracht dat van 2.12.5 naar 2.06.3. Op 5 juni werd hij in Amsterdam overtuigend Nederlands kampioen op de 400 m (52.2). Vervolgens ging hij op tournee met het Haagse V&L, op dat moment de sterkste atletiekvereniging van Nederland. Op 10 juli, toen in Nijmegen het tweede deel van de landelijke clubcompetitie verwerkt werd, gebeurde er echter iets dramatisch. Ad kwam namens de HAV uit op de 400 m, maar onder druk van een aantal mensen van V&L lette hij meer op de belangen van V&L. Er volgde een rel, waarna het bestuur van de HAV aan Ad een schorsing oplegde. Hij mocht voorlopig niet meer in wedstrijdverband voor de HAV uitkomen en verdween naar V&L. De schorsing duurde tot 1926. In 1922 moest Ad zijn voetbalcarrière door een meniscusblessure beëindigen, hetgeen hij vreselijk vond. Ondanks die blessure waren de jaren 1922-1925 wat zijn atletiekresultaten betreft zeer succesvol. Ad werd Nederlands kampioen op de 400 m (1923), 800 m (1922), 4x100 m (1923) en 4x400 m (1923). Met V&L werd hij in 1922 en 1923 clubkampioen van Nederland. Nederlandse records liep Ad op de 400 m (50.9 en 50.3 in 1923, 50.1 en 49.0 in 1924, de laatste tijd zou 13 jaar als record standhouden), 440 yards (50.5 in 1924), 500 m (1.03.6 op 27 mei 1924), 800 m (1.55.1 in 1923, welk record pas in 1938 werd verbeterd), 880 yards (1.59.6 in 1924) en 1500 m (4.13.0 in 1922). Zijn 500 m tijd was zelfs goed voor een wereldrecord. Dat het met de schorsing af en toe wel losliep moge blijken uit het feit dat Ad in 1922 met de HFC Haarlem wel meedeed in de strijd om de Xerxes-beker (een atletiekcompetitie voor voetballers), waar hij in Nijmegen (16 juli) en Haarlem (30 juli) 18 van de 44 punten binnenhaalde via overwinningen op de 400 en 800 m, twee 2e plaatsen op de 4x100 m en 4x400 m en een 3e plaats op de 200 m. Ook de tijdens de interland Nederland-Duitsland begin augustus 1922 in Enschede gelopen 4.13.0 op de 1500 m kwam gewoon in onze clubannalen terecht. En in 1923 liep Ad zelfs een HAV-clubrecord op de 4x100 m (46.5). Ad nam in 1924 deel aan zijn tweede Olympische Spelen, die in Parijs (F) werden gehouden. Hij liep daar zijn beste tijden op de 400 m: eerst 49.0 en 2 dagen later 48.2. Vreemd genoeg werd de eerste tijd wel en de tweede tijd niet als Nederlands record erkend. Eveneens vreemd was het, dat hij de finale niet haalde, omdat daarin een tijd van 48.6 voldoende was geweest voor brons. Hij had er zwaar de pest over in en weet het niet halen van de finale aan een slechte voorbereiding. In 1925 toonde Ad aan wel degelijk tot de wereldtop te behoren door drie gerenommeerde buitenlandse 600 yards-lopers te verslaan. Toen Ad in 1926 weer in genade was aangenomen bij de HAV, liet hij gelijk weer een geweldige vorm zien. Hij verpulverde de clubrecords op de 400 en 800 m en bracht die op 49.2 en 1.58.5. Het 400 m record zou pas in 1972 verbeterd worden. Hij werd tweevoudig Nederlands kampioen op de 400 m (51.2) en de 4x400 m (3.39.0, een clubrecord). Ook verbeterde hij het Nederlands record op de 4x400 m (3.30.8). In de Zweedse estafette werd de razendsnelle tijd van 2.03.8 voor de HAV-ploeg met Ad afgedrukt, tot 1965 de snelste Haarlem-tijd. Met de HAV werd Ad in 1926 ook clubkampioen van Nederland. Over de grens zette hij misschien nog wel de meest indrukwekkende serie tijden neer: 49.0 over de 400 m in Bochum (D) en in de Verenigde Staten van Amerika 22.1 op de 220 yards in San Antonio en 48.8 op de 440 yards in Kansas City. Deze tijden zijn nooit als Nederlands record of clubrecord erkend, omdat deze tijden buiten Nederland werden gelopen. Er was echter nooit meer een Haarlemmer op de 220 yards of op de 440 yards sneller dan Ad. Zijn 400 m tijd van Bochum was even snel als zijn Nederlands record van 1924, terwijl zijn 440 yards-tijd (over een afstand van net iets meer dan 400 m) zelfs nog sneller was. Dat Ad inmiddels na het wegvallen van zijn geliefde voetbalsport al weer iets anders gevonden had om naast de atletiek mee bezig te zijn bleek uit het feit dat hij in 1926 met zijn motor meedeed aan de TT in Assen. De atletieksuccessen gingen in 1927 gewoon door. Ad werd weer Nederlands kampioen op de 4x400 m. De tijd van 3.28.4 was goed voor een verbetering van het Nederlands record en zou tot 1960 als clubrecord blijven staan. Verder werd hij met de HAV voor de tweede keer clubkampioen van Nederland. In 1928 nam Ad deel aan zijn derde Olympische Spelen, die in Amsterdam werden gehouden. Hij was er zelf niet klaar voor. Nog de avond voor hij moest lopen was hij samen met de Zweedse coach -in-dienst-van-de-KNAU Anders William Kreigsman nog druk in de weer met de preparatie van de sintelbaan in het Olympisch Stadion. Ad werd op de 800 m in de serie uitgeschakeld en haalde op de 400 m de kwartfinale. Vanaf 1929 liep Ad alleen nog in estafettes, in feite was hij na de Olympische Spelen met hardlopen gestopt. Toch zouden er nog een aantal mooie jaren volgen. Nederlands kampioen werd hij nog op de 4x400 m (3.30.4 in 1929) en de 4x200 m (1.31.0 in 1931). Op de 4x200 m liep hij eerst in 1930 in Brussel (B) een clubrecord (1.32.8) en vervolgens in 1931 in Amsterdam een Nederlands record (1.31.0). Ruim 41 jaar zou deze tijd als clubrecord standhouden, maar hij vormde met zijn medelopers Rinus van den Berge, Dolf Benz en Chris Berger dan ook een superploeg. Een ander clubrecord waar Ad bij betrokken was, was het record op de 10x100 m in 1930. De tijd van 1.52.3 is nooit meer verbeterd. Een van de laatste maar zeker ook een van de mooiste hoogtepunten uit de actieve atletiektijd van Ad was zeker de overwinning die hij samen met Rinus van den Berge, Dolf Benz en Chris Berger (allen HAV!) namens de Nederlandse ploeg in de estafette behaalde bij de opening van het Heyselstadion in Brussel (B). De Fransen, Belgen en Luxemburgers werden overtuigend naar huis gelopen. Met 12 Nederlandse titels, 3 Olympische Spelen, een wereldrecord, ontelbare andere records (Nederlandse, clubrecords V & L, clubrecords HAV, clubrecords HFC) en 8 clubkampioenschappen van Nederland (6 met de HAV van 1926-1931 en 2 met V & L en daarnaast nog de Xerxes-beker met de HFC) kon Ad terugkijken op een prachtige actieve sportcarrière. Ad kwam in zijn HAV-periode 3x uit voor de Nederlandse ploeg en verbeterde 13 HAV-clubrecords. In 1928 gaf Ad in 1928 een wisselbeker aan de HAV, die nog altijd jaarlijks wordt uitgereikt aan degene die veel werk verzet voor de AV Haarlem in het algemeen en voor de atletiek in het bijzonder. In een van de eerste jaren was Ad het zelf, die de beker uitreikte vanuit de holle boom bij Kraantje Lek in Overveen. Ad is in zijn hart altijd HAV-er gebleven. Hij werd ook benoemd tot lid van verdienste. In 1946 was hij erbij toen de Reünistenclub voor het eerst bijeenkwam en in 1960 was hij bij het 40-jarig jubileum van de HAV een van de sprekers. Door zijn beroep kwam hij echter weinig meer in Haarlem. Ad studeerde in Delft af als mijnbouwkundig ingenieur en ging (tot 1944) werken bij de Limburgse staatsmijnen. Hij verhuisde daarom ook naar het Limburgse Treebeek. In de oorlog bleek nog eens duidelijk uit welk hout Ad gesneden was. Er braken stakingen in de mijn uit, waar Ad bedrijfsleider was. De Duitsers vorderden van hem een lijst met de namen van de stakers. Ad weigerde aan dat bevel gehoor te geven. Daarop werd hij standrechtelijk ter dood veroordeeld. Nog boog hij niet. Het vonnis werd uiteindelijk niet voltrokken door tussenkomst van een Duitse staffunctionaris. Na de oorlog werd Ad onderscheiden met de Militaire Willemsorde. Ad streed ook voor het behoud van de Emma-mijn. Die strijd was echter vergeefs. Ad was een geweldig allround sportman. Zoals reeds vermeld was hij voetballer, atleet en motorrijder, maar hij was ook gek op auto's. Acht keer reed hij mee met de Rally van Monte Carlo (MON), waarbij hij in 1950 op de zevende plaats eindigde. Het motorrijden bleef hij tot op hoge leeftijd doen, ook toen hij in de internationale sportwereld hoge bestuurlijke functies ging bekleden. Toen hij zestig was brak hij tijdens een motorwedstrijd een been, wat tot kritische vragen leidde, want hij was op dat moment voorzitter van de KNAU. Ad had altijd zijn antwoord klaar en antwoordde daarop zeer ad rem: " Mag ik alsjeblieft in mijn eigen tijd, met mijn eigen motor, mijn eigen benen breken?" Nadat Ad met de actieve atletiek gestopt was werd hij lid van de Nationale Technische Commissie van de KNAU en nam hij tevens zitting in de Trainingscommissie. Hij vervulde daarna diverse andere functies tot hij in 1944 voorzitter van de KNAU werd, een functie die hij tot 1964 uitoefende. Een gevleugelde uitspraak van Ad als er teveel over het randgebeuren gekletst werd en te weinig gepresteerd was het devies "niet lullen maar lopen". Van 1965 tot 1970 was Ad directeur van het NOC. Ook was hij nog vice-voorzitter van de NSF. Daarna werd hij actief binnen de IAAF, waar hij vanaf 1976 de allerhoogste functie binnen de mondiale atletiek uitoefende: die van president van de IAAF. In die functie had hij het hoofd te bieden aan tal van snelle ontwikkelingen binnen de atletiek, met name de dopingproblematiek en de professionalisering. Op aandrang van Ad werd er bij de Olympische Spelen van Montreal (CDN) voor het eerst op doping gecontroleerd. Hij was aanvankelijk nog vrij optimistisch gestemd over de pakkans van dopingzondaars, maar zijn standpunt werd door de realiteit ingehaald. Van de professionalisering was hij zich maar al te bewust: "Kijk naar de paardensport. Bij een concours hippiqué is de hoofdprijs soms een auto. Wie zal die krijgen? U heeft, net als ik, toch ook nog nooit een paard achter het stuur gezien?" Een belangrijk initiatief van Ad was ook het invoeren van wereldkampioenschappen atletiek. Tot en met 1980 waren alleen de Olympische Spelen nog een mondiaal atletiektreffen. Een noodzakelijke aanvulling, immers vanwege boycotacties door Afrika (1976), de USA (1980) en Oost-Europa (1984) waren opeenvolgende Spelen mondiaal gezien een farce. In 1981 trok Ad zich bij de stemming voor een nieuwe ambtstermijn of een opvolger terug. Zijn Italiaanse tegenstrever Primo Nebiolo bleek vele stemmen van ontwikkelingslanden te hebben gekocht door hun tickets te betalen en/of andere beloften te doen. Een corrupte handelswijze, die in de ogen van Ad een gruwel was. Aan een poppenkaststemming had Ad, die zonder zijn terugtrekking wel degelijk nog een kans had gemaakt op herverkiezing, geen zin. Toen zijn opvolger Nebiolo was aangetreden zouden de affaires binnen de IAAF aan de orde van de dag zijn en zou de corruptie hoogtij vieren. Ad kreeg in zijn leven vele onderscheidingen. Hij was drager van het ereteken van de KNAU. In 1972 kreeg hij van Avery Brundage (de voorzitter van het IOC) een gouden medaille wegens onovertroffen toewijding aan de atletieksport. In 1979 kreeg hij een Finse en een Senegalese onderscheiding. De laatste betrof de benoeming in de orde van de nationale leeuw van Senegal. In mei 1985 is Ad overleden. Niet lang na zijn dood besloot men de jaarlijkse Fanny Blankers-Koen Games in Hengelo om te dopen in de Adriaan Paulen Memorial. In 1995 (toen onze club 75 jaar bestond) gingen we met een bus naar deze grootste internationale wedstrijd in Nederland en zagen we de Ethiopiër Haile Gebreselassie een schitterend wereldrecord op de 10.000 m lopen. Een eerbetoon dat Ad verdiende. Ad is onlangs door de Reünistenclub van de HAV uitgeroepen tot Reünist van de eeuw. Frank van Ravensberg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||