AV Haarlem Beginpagina nr 2

1. Ruud Wielart

Beste prestaties bij AV Haarlem
60 m8.21967 
80 m10.91968 
100 m11.01981 
 10.71988met rugwind
200 m23.41976 
300 m38.21971 
400 m52.01972 
600 m1.49.31967 
800 m2.13.11969 
1000 m2.53.01971 
1500 m4.32.31970 
3000 m10.04.51972 
4x80 m39.61969 
4x100 m42.11981 
4x200 m1.30.01972CR
4x400 m3.32.11972 
110 m horden15.41973 
400 m horden1.01.01972 
10-kamp5768 punten1972met juniorenmateriaal
hoog2.281979NR/CR
polshoog2.501972 
ver6.241988 
h.s.s.14.371979CR
kogel13.031988 
discus44.341990 
speer37.541988 
60 m indoor6.91981 
 7.051981 
 8.81972juniorenhoogte
hoog indoor2.261980NR/CR

Lid van de HAV geworden in 1967.

De atleet van de eeuw. Zette bij het hoogspringen voor Nederland geheel nieuwe normen neer, die twee decennia lang onaantastbaar bleken. 20-voudig Nederlands kampioen, 22-voudig international, 45-voudig Nederlands recordhouder, medaillewinnaar bij de Europese indoorkampioenschappen, al bijna 30 jaar deelnemer in de clubcompetitie (van 1972 tot en met 1999 kwam hij met enige onderbrekingen uit in 39 competitiewedstrijden op 76 onderdelen, meestal bij het hoogspringen, maar ook op de 110 m horden, h.s.s., kogelstoten, discuswerpen, 4x100 m en 4x400 m) en behalve bij het hoogspringen op vele onderdelen een topper. Een indrukwekkende lijst, die zijn uitverkiezing tot beste Haarlemse atleet volledig rechtvaardigt.

Ruud kwam in 1967 bij de HAV Haarlem en viel nog niet gelijk op als hoogspringer. Hij sprong dat jaar nog maar 1.15 bij de onderlinge wedstrijden. Wel was hij snel op de 60 m (8.2, de een na snelste Haarlem-tijd bij de D-jeugd), de 600 m (1.49.3, derde aller tijden bij de D-jeugd) en de 800 m (2.35.5, winst bij de onderlinge wedstrijden) en zette hij een goede vertesprong neer (4.47). Ruud sloot zijn eerste seizoen goed af met een verrassende overwinning in zijn leeftijdsgroep in de sterk bezette Pim Mulierloop in Velsen. Als C-junior richtte Ruud zich in eerste instantie op de 800 m (waarop hij in 1969 een tijd van 2.13.1 liep) en de 1500 m (waarop hij in 1969 met 4.39.1 zijn eerste clubrecord vestigde). Tegen het einde van het jaar 1969 begonnen zijn mogelijkheden als hoogspringer zich al enigszins te openbaren toen hij het clubrecord bij de C-junioren eerst op 1.66 en vervolgens op 1.68 bracht. Het laatste record sprong hij tijdens de door hem gewonnen onderlinge wedstrijden, waar hij het clubrecord op de 6-kamp bracht op 5259 punten.

De progressie van Ruud als hoogspringer was opmerkelijk. In 1970 sprong hij al in juni over 1.80, waarmee hij het clubrecord bij de B-junioren overnam van Jos Fielmich. In september stelde hij dat record nog scherper en bracht hij het op 1.85. Als gevolg van een en ander debuteerde Ruud dat jaar in de Nederlandse ploeg. Begin 1971 leverde het indoorseizoen hem 3 clubrecordverbeteringen bij het hoogspringen op. Met 1.85 werd hij ook seniorenclubrecordhouder. Ruud was indoor ook snel op de 60 m horden. Via 4 clubrecordverbeteringen liep hij in Leiden tenslotte 8.7. Bij de NK indoor haalde hij op de 60 m horden jongens B ook zijn eerste medaille (3e in 8.8). Buiten wist hij op de NK zelfs drie medailles te pakken: brons op de 100 m horden (14.8), brons op de 8-kamp (4881 punten) en zijn eerste goud bij het hoogspringen (1.80). Bij het hoogspringen, waar de Fosbury flop-techniek nog betrekkelijk nieuw was, maar welke techniek Ruud al snel beheerste, rukte Ruud in 1971 op naar de eerste plaats op de Nederlandse aller tijdenlijst bij de B-junioren. Via 4 clubrecordverbeteringen stelde hij zijn beste prestatie en inmiddels tevens seniorenclubrecord op 1.95. In december (vlak voor zijn overgang naar de A-junioren) flopte Ruud indoor ook over 1.95, zijn eerste Nederlandse jeugdrecord (tevens clubrecord senioren, jongens A en B). Andere clubrecords die Ruud in 1971 bij de B-junioren brak waren de 100 m horden (4x, zijn 14.5 is nooit meer verbeterd), 8-kamp (3x, zijn 5014 punten zijn nooit meer overtroffen) en hinkstapspringen (12.58).

Als A-junior brak Ruud definitief door naar de Nederlandse seniorentop. In 1972 haalde hij weliswaar geen Nederlandse titel, er waren wel maar liefst negen Nederlandse jeugdrecords (waarvan 4 evenaringen). Hij verbeterde zich indoor tot 2.00 en buiten tot 2.06. Uiteraard waren dit ook nieuwe clubrecords (senioren en jongens A). Op de NK haalde Ruud 4 zilveren medailles (hoog senioren, 4x200 m senioren, hoog jongens A en hoog indoor jongens A) en 1 bronzen (4x100 m jongens A). Clubrecords verbeterde hij verder op de 110 m horden jongens A (zijn 15.4 staat 27 jaar later nog steeds overeind), 4x200 m senioren (1.30.0) en 10-kamp jongens A (5768 punten). Tenslotte versloeg Ruud bij de onderlinge wedstrijden alle senioren en A-jongens op de 10-kamp (winst op 5 onderdelen) en was hij als keeper de grote man in de jaarlijkse voetbalconfrontatie met KAV Holland (hij stopte 2 strafschoppen en Haarlem won met 5-3).

In zijn laatste juniorenjaar (1973) kwam Ruud in Nederland eenzaam aan de top te staan. Een geweldig aantal van 13 Nederlandse records (4 bij de senioren en 9 bij de junioren, waarvan 1 evenaring) liet hij aantekenen. Indoor bracht hij het senioren- en jeugdrecord in Leiden op 2.11 en buiten werd het in Brussel (B) zelfs 2.13. Zijn jeugdrecords zouden standhouden tot 1979 (indoor) en 1990 (buiten). Uiteraard staan deze prestaties allebei nog wel overeind als clubrecord. Bij de NK haalde Ruud 3x goud (hoog senioren, hoog junioren en hoog indoor junioren) en 1x brons (hoog indoor senioren). De prestaties van Ruud waren voldoende voor uitzending naar de EK jeugd in Duisburg (D), waar hij 12e werd met 2.00. Hij kwam in 1973 vier keer uit voor de Nederlandse ploeg met overwinningen op de Koninkrijksspelen, in een jeugdinterland tegen Duitsland en bij een Europacup-wedstrijd in Brussel (B).

In zijn eerste seniorenjaar (1974) werd Ruud voor het eerst Nederlands indoorkampioen bij de senioren (2.06). Buiten haalde hij met eveneens 2.06 zilver, omdat Johan Bode (Hellas) 3 cm hoger sprong. In Bonn (D) wist Ruud het Nederlands record (buiten) op 2.14 te brengen, maar het jaar werd verder toch vooral door blessures gekenmerkt. Mede daardoor kwam Ruud in 1975 pas laat in het seizoen in actie. In juni versloeg hij echter de hele Duitse top met een sprong van 2.14 (evenaring Nederlands record) en sprong hij in Lissabon (POR) bij de Europacup eveneens 2.14. Met 2.12 werd hij vervolgens Nederlands kampioen om daarna alleen nog maar hoger te komen: 2.16 in Kerkrade (Nederlands record), 2.14 in Kopenhagen (DK), 2.17 in Utrecht (Nederlands record), weer 2.17 in Zurich (CH) (evenaring Nederlands record en 4e in een wereldklasseveld) en 2.12 in Bernhausen (D) (bij de interland West-Duitsland-België-Nederland). Hij maakte toen inmiddels deel uit van een internationale elite die alle atletiekgala's afging. Ruud was overal een graag geziene gast. Omdat de limiet voor de Olympische Spelen van 1976 op 2.18 stond werd hij in de voorlopige Olympische ploeg gekozen en ging hij op trainingskamp in Joegoslavie. Erg vroeg in het indoorseizoen (begin november) stelde hij met 2.12 in Keulen (D) nog even het Nederlands indoorrecord scherper.

Het indoorrecord bleef niet lang staan, want in januari 1976 sprong hij in Arnhem al weer een nieuw record (2.14) om een dag later met 2.10 de Nederlandse indoortitel voor zich op te eisen. Daarna ging Ruud buiten op jacht naar de limiet voor de Olympische Spelen. Hij begon in Haarlem (2.10), daarna ging hij naar Athene (GRE) (2.10), Milaan (I) (2.11), Heerenveen (2.10), Keulen (D) (2.15), Turijn (I) (2.16) en Dortmund (D). Toen hij in die laatste stad over 2.20 flopte en zijn Nederlands record met 3 cm verbeterde, twijfelde geen Haarlemmer eraan of Ruud zou worden uitgezonden naar de Olympische Spelen in Montreal (CDN). Toen echter op 30 juni de ploeg voor Montreal bekend werd gemaakt zat Ruud er tot ieders verbijstering niet bij. Het NOC-bestuur was niet onder de indruk van de progressie van Ruud en vond dat hij zich nog maar eens moest waarmaken. Nadat hij op Papendal 2.15 had gesprongen ging hij naar Stockholm (S), waar hij overtuigend een sterk bezette internationale wedstrijd won met 2.18, opnieuw de limiet voor de Olympische Spelen. Het NOC was niet onder de indruk en verklaarde bij monde van Kees Kerdel dat het onvoldoende was. Volkomen onduidelijk bleef echter wat dan wel voldoende was geweest. Waren er limieten geweest voor bestuurders, dan had het hele NOC-bestuur zelf thuis mogen blijven, want niemand binnen de gehele sportwereld begreep waarom Ruud niet door deze mensen werd aangewezen. De KNAU stelde zich achter Ruud op en diende bij het NOC een protest in, maar dit mocht niet baten. Zoals het echter wel vaker gaat in bobo-land bleek achter de hele kwestie een competentiestrijd tussen de KNAU en het NOC te schuilen. Door Ruud niet aan te wijzen meende het NOC-bestuur haar macht tegenover de KNAU te moeten laten gelden. Dat Mieke Sterk, een atlete die eveneens op duistere gronden door het NOC was afgewezen, het NOC via een kort geding voor de rechter daagde deed de zaak van Ruud eveneens geen goed. Ruud mocht de Olympische Spelen thuis op de bank in Hoofddorp gaan bekijken, al mocht hij als pleister op de wonde op de avond van de hoogspringfinale dan wel nog bij de NOS-televisie zijn hoogspringkwaliteiten laten zien in een speciaal voor hem tot hoogspringhal verbouwde studio. Ruud was er overigens de man niet naar om zich door de zielige spelletjes van de sportbestuurders te laten ontmoedigen. Hij werd met 2.18 opnieuw Nederlands kampioen, won in Brussel (B) met 2.17 de interland tegen België en Duitsland en sprong in Charleroi (B) zelfs over 2.22, maar helaas viel de lat er alsnog af toen hij de hoogspringbak al had verlaten en de sprong werd niet geteld.

Begin 1977 had Ruud nog steeds de juiste vorm toen hij eerst in Zwolle het Nederlands indoorrecord aanscherpte tot 2.16 en hij dat record twee weken later in Keulen (D) al weer op 2.18 stelde. Het Nederlands indoorkampioenschap werd met 2.15 gewonnen. Ruud werd vervolgens wel aangewezen voor de EK indoor in San Sebastian (E) en het was daar dat hij op 13 maart 1977 zijn grootste internationale succes haalde. Ruud, inmiddels trainend onder Dragan Tancic, bleek uitstekend bestand tegen de spanning. Hij groeide in de wedstrijd, haalde in zijn derde poging de 2.19 (hetgeen reeds een Nederlands record betekende) om vervolgens menige huiskamer in Haarlem op stelten te zetten met een grandioze sprong over 2.22, een hoogte die hij volkomen onverwacht in zijn eerste poging haalde. Niet alleen was zijn 2.22 goed voor een prachtig Nederlands record, maar Ruud won er ook een bronzen plak mee. Hij is daarmee de enige Haarlemmer die ooit op een internationaal kampioenschap op een individueel nummer een plak won. Uiteraard betekende deze prestatie een ultieme revanche op de wijsneuzen van het NOC, die hem een half jaar eerder nog te licht vonden en met name twijfelden aan zijn progressie. Ruud behoorde nu tot de absolute wereldtop en veel Haarlemmers (waaronder ikzelf) checkten in deze periode (eind jaren zeventig) die zijn beste zou zijn 's avonds voor het slapen gaan toch vaak nog even het radionieuwsbulletin, want wie weet had Ruud ergens in den vreemde wel weer een record gesprongen. Buiten trok Ruud zijn vorm door alsof hij gewoon 12 maanden per jaar in vorm kon zijn. In Milaan (I) werd het Nederlands record begin mei al op 2.21 gebracht, waarmee hij inmiddels 118 records (Nederlandse records, districtsrecords en clubrecords) hoogspringen achter zijn naam had staan. In Innsbruck (A) sprong hij vervolgens 2.18, in Den Haag 2.15, maar dat hij in Turijn (I) de sensationele hoogte van 2.26 zou gaan halen, had misschien alleen Pim Janssen (van de sportzaak aan de Gedempte Oude Gracht) verwacht. Die voorspelde een dag eerder namelijk dat Ruud dat jaar over de 2.25 zou gaan. Met zijn 2.26 toonde Ruud eens te meer het falen van het NOC-bestuur aan. Helaas kreeg Ruud vervolgens een ernstige voetblessure en moest hij de rest van het seizoen missen.

In 1978 bleek dat Ruud toch nog hoger kon. Indoor haalde hij in San Sebastian (E) meteen een overwinning met 2.18, waarmee hij de limiet voor de EK indoor al in de zak had. Even verderop, in Madrid (E), stelde hij zijn Nederlands indoorrecord weer scherper. Zijn 2.23 toonde aan dat hij weer helemaal top was. Vrij plotseling vertrok Ruud naar de Verenigde Staten van Amerika voor een tournee, de NK en de EK indoor liet hij aan zich voorbij gaan. Buiten begon Ruud met een hoogte van 2.17 in Den Haag. In Ludenscheidt (D) werd het 2.20 en toen ging hij begin juni weer naar Turijn (I), waar hij het jaar daarvoor al zo verrast had. Het werd opnieuw een geweldig Nederlands record en de beste Europese jaarprestatie van dat moment. Met zijn 2.27 won hij bovendien deze sterk bezette wedstrijd. In Oslo (N) pakte Ruud ook een overwinning met 2.16, in Den Haag sprong hij 2.15, in Florence (I) 2.22 (weer een overwinning) en in Nijmegen 2.15. In Groningen wist Ruud vervolgens weer Nederlands kampioen te worden. De hoogte van 2.08 vonden de insiders ondanks de natte baan toch wat tegenvallen. De reactie van Ruud was even verhelderend als Johan Cruijff in zijn beste dagen: "Deze baan is semi-poreus. Hij neemt geen vocht op." Volgens Evert van Ravensberg miste Ruud echter vooral een vaste trainer en was zijn aanloop niet goed uitgezet. In het buitenland kwam Ruud na de NK wel weer hoog: 2.18 in Viareggio (I), 2.18 en een overwinning in Zurich (CH), 2.18 in Brussel (B) en 2.20 in Nice (F). De EK atletiek in Praag (TCH) werden vervolgens een deceptie, niet alleen voor Ruud, maar voor de hele Nederlandse afvaardiging. Ruud deelde in de malaise door in de kwalificatie niet over zijn aanvangshoogte van 2.10 te komen. Het bleek een tijdelijke inzinking, want in Rovareto (I) won hij alweer een sterk bezette wedstrijd met 2.21 voor o.a. Carlo Tranhardt (D). Aan het eind van het seizoen won hij met ruime voorsprong de zeskamp bij de onderlinge wedstrijden met 3720 punten.

1979, NK. Ruud Wielart wint met 2,26 m Begin 1979 kwam Ruud opvallend in het nieuws door te verklaren dat een waterdicht controlesysteem voorlopig een illusie was. Daarmee had hij een vooruitziender blik dan Ad Paulen, die nog wel geloofde in een waterdicht controlesysteem. Ruud werd intussen weer 'gewoon' Nederlands indoorkampioen met 2.18, waarmee hij de limiet voor de EK indoor haalde. In Milaan (I) liep hij echter een blessure op en dus moest hij de rest van het indoorseizoen inclusief EK laten schieten. In de zomermaanden kwam Ruud op een geweldige manier terug, nooit toonde hij eerder (of later) zo'n constante vorm: 12x sprong hij en 12x sprong hij 2.15 of meer: 2.15 op Papendal (1e), 2.20 in Amsterdam (1e), 2.15 in Haarlem (1e), 2.17 in Roosendaal (1e), 2.21 in Milaan (I) (3e), 2.20 in Siena (I) (1e), 2.15 in Amsterdam (1e), 2.23 in Rieti (I) (2e), 2.15 in Den Haag, 2.26 in Nijmegen (waarmee hij Nederlands kampioen werd met de beste sprong ooit op een NK), 2.23 in Berlijn (D) (3e) en 2.22 in Dublin (EIR) (waarmee hij met 17 cm verschil de interland tegen Wales en Ierland won). In 1979 was Ruud ook opvallend bezig bij het hinkstapspringen. Zo haalde hij in de eerste competitiewedstrijd 13.37 en kwam hij op de tweede competitiewedstrijd voor het eerst over de 14 meter (14.07). Het werd duidelijk dat Ruud bezig was aan zijn beste seizoen. In Dusseldorf (D) won hij eind augustus van 4 wereldtoppers tegelijk (de Amerikaan Bob Fields en de Duitsers Ditmar Mogenburg, Carlo Tranhardt en Andre Schneider) met een sprong van 2.24. Op 1 september 1979 was Ruud in zijn beste vorm ooit. In Leiden trad hij ter gelegenheid van de opening van de kunststofbaan aan in een stedenwedstrijd, waarin de Haarlemse mannenploeg oppermachtig was. Op een dag verbeterde hij zowel het clubrecord hinkstapspringen (hij werd 1e met 14.37) als het Nederlands record hoogspringen (1e met 2.28). De hoogte van 2.28 zou tot deze zomer (1999) standhouden als Nederlands record en werd toen door Wilbert Pennings verbeterd. Met zijn 2.28 stond Ruud in 1979 achtste op de wereldranglijst. Na Leiden ging Ruud naar Brussel (B) (2.15), Koblenz (D) (2.21) en Leuven (B). In die laatste stad sprong hij onder de lichten van de koplampen van 4 auto's, omdat de lichtinstallatie was uitgevallen, maar dat weerhield hem niet om 2e te worden met 2.21 voor o.a. Carlo Tranhardt en Andre Schneider. In de PH-bekerfinale had Ruud met 2.20 (hoog) en 13.82 (h.s.s.) een aanzienlijk aandeel in de 2e plaats van AV Haarlem.

Het jaar 1980 begon Ruud sterk. Met 2.20 werd hij Nederlands indoorkampioen. Daarna ging hij naar Milaan (I), waar hij met 2.25 zijn Nederlands record scherper stelde. Twee weken na de NK sprong hij in de Rotterdamse Ahoyhal alweer een record: met 2.26 stelde hij een record vast, dat pas recentelijk verbeterd is. Uiteraard was Ruud hiermee gekwalificeerd voor de EK indoor in Sindelfingen (D), waar Ruud opnieuw bewees wel degelijk op een cruciaal moment te kunnen pieken: hij werd 7e met opnieuw 2.26 (evenaring Nederlands record). Op de baan opende hij op de eerste competitiewedstrijd in Nijmegen met 2.20 en sprong hij eind mei in Napels (I) 2.21. Ruud werd vervolgens volkomen terecht aangewezen voor de Olympische Spelen in Moskou (SU). Toen men hem op de radio vroeg of het daar een medaille zou worden, antwoordde hij droogjes: "Een herinneringsmedaille waarschijnlijk wel." Ook nu sloeg het noodlot echter toe: Ruud kreeg zoveel last van blessures, dat hij moest afzeggen. Een grote domper, want hierdoor miste hij (zoals later bleek) zijn laatste mogelijkheid om naar de Olympische Spelen te gaan. De rest van het seizoen ging eveneens vrijwel verloren, al werd hij nog wel Nederlands kampioen met 2.06. Erger nog was dat blessures ook de rest van de atletiekloopbaan van Ruud gingen beheersen. Hij zou na 1980 nooit meer boven de 2.20 springen. Wellicht zal ook meegespeeld hebben, dat hij in 1982 een eigen sportzaak aan de Zijlweg (later gevestigd aan de Kruisweg, sinds een paar jaar bestaat de zaak niet meer) opende, waardoor hij minder tijd had om te trainen.

In 1981 werd Ruud nog wel Nederlands indoorkampioen (2.11). Tijdens die NK indoor deed hij ook mee aan de 60 m, waarbij hij verrassend de finale haalde en met 7.0/7.16 op de 6e plaats eindigde. Buiten liep hij zijn beste 100 m (11.0), een zeer snelle tijd op de 4x100 m (42.1) en haalde hij bij een hoogspringgala in het Duitse Eberstadt 2.18, waarmee hij 1e op de Nederlandse jaarranglijst stond. Toch moest hij een groot deel van het seizoen aan zich voorbij laten gaan. Bij een van de wedstrijden waarin Ruud aantrad voor de sprint kwam hij zo vlak voor de start aan, dat hij al in de (zeer kleine) auto rek- en strekoefeningen ging doen (en dat met zijn toch vrij lange body). Eenmaal aan de start werd hij vervolgens wegens te veel valse starts gediskwalificeerd.

Ruud Wielart in Haarlem In juni 1982 maakte Ruud in Haarlem met 2.20 weer een mooie rentree, maar een knieblessure zorgde ervoor dat hij dat jaar niet meer bij die prestatie in de buurt kon komen. Zijn 2.20 was wel voldoende om samen met clubgenoot Erik Rollenberg de koppositie op de Nederlandse jaarranglijst in te nemen. Ook 1983 ging vrijwel verloren, Ruud sprong als beste prestatie 2.10 in twee competitiewedstrijden. Met 2.12 stond hij in 1984 toch weer (gedeeld) 1e op de Nederlandse jaarranglijst. 1985 was weer een goed jaar. Ruud werd zowel indoor (2.09) als buiten (2.12) Nederlands kampioen en voerde bovendien de Nederlandse jaarranglijst (gedeeld) aan met 2.15, vroeg in het seizoen in Haarlem gesprongen. Toch speelden ook dat seizoen blessures hem parten. 1986 was het beste seizoen van Ruud na zijn laatste recordjaar 1980. Hij sprong op de NK indoor in Zuid-Laren 2.15 (goud). Buiten sprong hij 2.15 in Lisse, 2.15 in Leiden, 2.20 in Rotterdam, 2.15 in Haarlem en 2.17 in Amsterdam (goud op de NK). Met 2.20 stond Ruud duidelijk 1e op de Nederlandse jaarranglijst. Vanaf 1986 ging Ruud zich ook op de werpnummers manifesteren. Dat jaar kwam hij in de strijd om de PH-beker uit op de onderdelen hoogspringen en discuswerpen. In 1987 kwam Ruud pas voor het eerst in mei in actie, maar sprong hij in Vught wel gelijk over 2.20. Daarna raakte hij geblesseerd, maar met 2.20 was hij over 1987 toch weer ranglijstaanvoerder in Nederland. Het laatste topjaar van Ruud was 1988. Daarin liet hij nog een keer zien dat hij de beste Nederlandse hoogspringer van de jaren zeventig en tachtig was. Met 2.14 werd hij ondanks een knieblessure bij de Nederlandse baankampioenschappen voor de negende keer Nederlands seniorenkampioen voor clubgenoot Erik Rollenberg met 2.11. Curieus genoeg was de uitslag op de NK indoor precies andersom geweest: 1 Erik Rollenberg (AV Haarlem) 2.14 en 2 Ruud Wielart (AV Haarlem) 2.11. Dat jaar sprong Ruud zowel binnen (in Eelde) als buiten 2.15. In Heerhugowaard liep hij nog een razendsnelle 100 m in 10.7, maar wel met een stormpje in de rug. Door een bijna wandelend afgelegde 1000 m verspeelde Ruud de overwinning bij de clubkampioenschappen (na 5 nummers stond hij 1e, hij werd 4e).

Na het seizoen 1988 stopte Ruud met hoogspringen, maar hij bleef wel tot en met 1991 inzetbaar in de strijd om de PH-beker, waar hij met name nog als kogelstoter en als discuswerper in actie kwam. Op deze onderdelen verbeterde hij zich vanaf 1988 nog aanzienlijk. Met zijn discusworp van 43.86 stond hij op 31-12-1988 zelfs 4e op de Haarlemse ranglijst aller tijden. Later zou hij die prestatie nog verbeteren tot 44.34. Ruud hing na de eerste competitiewedstrijd van 1991 zijn sportspullen aan de wilgen. Dat hij nog altijd over de echte teamspirit beschikt toonde hij in 1998 aan bij de eerste competitiewedstrijd in Leiden. In burger aanwezig vernam hij dat Darcy de Windt niet kon hinkstapspringen en viel hij in geleende kloffie in om met 11.74 het puntenverlies nog heel aardig te beperken. En wie schetst mijn verbazing toen ik las dat Ruud bij de eerste competitiewedstrijd van 1999 (als 44-jarige) gewoon weer meedeed als kogelstoter en discuswerper.

Ruud woont tegenwoordig in Haarlem. Hij is al heel wat jaren bondstrainer hoogspringen. Hij is ook al lang clubtrainer en trainde in 1993 o.a. ook Mieke van der Kolk, de ver- en hinkstapspringster. Ondanks dat Ruud de wedstrijdsport min of meer vaarwel heeft gezegd, komt hij toch nog wel eens in het nieuws. Zo wist hij een paar jaar geleden het journaille haarfijn uit te leggen waarom Ajax-voetballer Jari Litmanen zo vaak geblesseerd was. Ruud is degene die door het bestuur het vaakst onderscheiden is: liefst 7 keer achter elkaar won hij de Kreigsman-beker voor de beste prestatie van het jaar (1974, 1975, 1976, 1977, 1978, 1979 en 1980). De inmiddels tot Stijn Jaspers-beker omgedoopte beker won hij ook nog in 1985 en 1987. Verder kreeg hij de juniorenprestatiebeker (1971, 1972 en 1973) en het WG-Schild (1970). In 1990 is Ruud benoemd tot lid van verdienste.

Wijndert Wielart, de een jaar oudere broer van Ruud, was eind jaren zestig en begin jaren zeventig een talentvol sprinter en werper. Zijn beste tijden waren: 100 m 11.1 (1972); 200 m 22.9 (1972); 400 m 51.4 (1972); 1000 m 2.54.7 (1971); 4x100 m 42.3 (1972); 4x200 m 1.30.0 (1972) CR; 4x400 m 3.28.3 (1971); discus 35.24 (1971). Wijndert was clubrecordhouder op de 4x200 m, 400 m indoor jongens A, kogelslingeren jongens B, 100 m jongens C en discuswerpen jongens C. In 1972 haalde Wijndert zilver en brons bij de NK estafette.

Frank van Ravensberg