AV Haarlem Beginpagina nr 5 Nr 3

4. Mario Westbroek

Beste prestaties bij AV Haarlem
100 m10.41982 
100 m10.641982 
200 m21.11980CR
 21.391982 
 20.921982met rugwind
400 m47.01982CR
 47.141980CR
800 m1.53.41983 
1000 m2.35.71984 
1500 m4.29.01977 
1 uur weg14,823 km1984 
10 mijl weg1.08.001986 
4x100 m41.671980CR
 40.141980NR, met Nederlandse ploeg
4x200 m1.25.291982NR/CR
4x400 m3.14.11982CR
 3.05.511980met Nederlandse ploeg
4x800 m7.53.991983 
400 m horden1.01.21977 
hoog1.551977 
ver6.821978CR
kogel9.561986 
speer41.141984 
50 m indoor6.01978CR
60 m indoor6.81979CR
 6.821982CR
100 m indoor10.41981 
200 m indoor23.01979CR
400 m indoor48.31985 
 49.141985 
800 m indoor1.56.81984 
 1.57.101984 
ver indoor6.581978CR

Lid van AV Haarlem geworden in januari 1976. Actief tot en met 1986.

Onze meest succesvolle sprinter. Door zijn zelfverzekerde uitstraling in combinatie met zijn geweldige sprintprestaties een groot uithangbord voor onze club. Zeer overtuigd van zichzelf en als hij goed was mocht hij zijn tegenstanders graag uitdagen en vernederen. Mario kon alle afstanden tot en met 1500 m goed aan. Dat bleek al meteen in zijn allereerste wedstrijd. Nog maar net lid (hij kwam van voetbalclub TYBB in Schalkwijk) wist hij bij de C-junioren een crosswedstrijd over 1500 m te winnen in 5.07.4, waarbij hij Richard Cabri (5.08.5) en mijzelf (5.10.9) eruit sprintte. De beste lopers van KAV Holland en de andere AV Haarlemmers volgden op eerbiedige afstand. Op de baan ontpopte Mario zich al snel tot de beste sprinter van AV Haarlem bij de C-junioren. In zijn eerste twee wedstrijden op de baan liep hij steeds 12.1 op de 100 m en bleef hij Hans Hekkers (toen zijn grootste concurrent) voor. In augustus 1976 dook Mario op Papendal voor het eerst onder de 12 seconden (11.9) en een maand later liet hij alle Nederlandse sprinters van zijn leeftijdsgroep zijn hielen zien door met 11.7 (evenaring clubrecord) de C-spelen te winnen, het officieuze NK voor C-junioren. In de 4x100 m werd hij diezelfde dag bovendien nog 4e (49.5). Nog sneller ging het eind september in Hamm (D) in zijn eerste interland Westfalen-Nederland. Met 11.6 werd het clubrecord op de 100 m jongens C verbeterd en het leverde Mario een 3e plaats op. Intussen liep hij een uitstekende 1500 m in Amsterdam (4.31.0) en een 800 m in 2.09.2 en hij sloot zijn eerste seizoen af met een ruime overwinning bij de onderlinge wedstrijden (winst op 3 van de 5 onderdelen) en een mooi persoonlijk record bij het verspringen (5.80).

Begin 1977 haalde Mario bij de NK indoor brons op de 60 m jongens B in 7.1 (nieuw clubrecord bij de jongens B). Daarbij was het verschil met de nummer 4 zeer gering. Bij het verspringen jongens B werd hij 7e met 5.99 (eveneens een nieuw clubrecord jongens B). Buiten sprong hij in april al 6.20 ver en legde hij in mei zijn eerste 400 m af in 56.0. Deze tijd verbeterde hij dezelfde maand tot 54.3 (clubrecord JB) en bij de Coupe Nationale Nederlanden was hij al weer sneller: 52.9 in de serie en 52.5 in de finale. Op de NK werd hij vervolgens 4e op de 400 m JB (53.5) en wist hij het clubrecord op de 200 m JB op 23.7 te brengen. De rest van het seizoen scherpte hij nog verschillende persoonlijke records aan: 100 m 11.4, 11.3 en 11.0; 200 m 23.1 en 22.9 (clubrecords JB); 400 m 51.7 (clubrecord JB); 800 m 2.05.1; 1500 m 4.29.0; ver 6.74 (clubrecord JB); 100 m horden 15.4 en 4x400 m 3.39.1 (clubrecord JA). Bij de clubkampioenschappen werd Mario na winst op 3 van de 8 onderdelen net 1e voor Gerard de Boer. Hij kwam in 1977 ook nog uit bij een interland in Rhede (D).

De absolute doorbraak kwam in 1978. Op 14 januari knalde hij in Groningen op de 50 m indoor eerst naar 6.2 en vervolgens naar 6.0 en 6.1 (winst in finale), waarmee hij het clubrecord bij de senioren en jongens A en B op zijn naam bracht (bij de jongens A en B is zijn tijd nooit meer verbeterd). Ook verbeterde hij het clubrecord verspringen indoor JB (6.12). Bij de NK indoor in Zwolle deed Mario het nog eens dunnetjes over. Met 6.9 in de series 60 m JB evenaarde hij het clubrecord bij de JA en verbeterde hij het clubrecord bij de JB, terwijl hij met 7.0 in de finale zijn eerste officiële Nederlandse titel behaalde. Het verspringen JB leverde vervolgens ook nog zilver en een clubrecord JA en JB op (6.58). Bij de opening van het baanseizoen liep Mario gelijk 10.9 op de 100 m en 51.7 op de 400 m (evenaring van zijn clubrecord). Eind april sprong hij 6.78 ver (clubrecord JB). De clubrecords volgden elkaar achter elkander op: in Heiloo 51.2 op de 400 m en bij de districtskampioenschappen in Haarlem 22.9 op de 200 m (evenaring), 51.1 op de 400 m en 6.82 ver. Omdat hij van zijn blinde darm af geholpen moest worden volgde een maand zonder resultaten, maar op de NK jeugd in Haarlem was hij op tijd weer op niveau: goud bij het verspringen JB (6.73), goud op de 100 m JB (11.4) en goud op de 200 m JB. Daarna ging de Mario-show gewoon door: bij de NK estafette won hij nog eens goud op de 4x400 m JA (3.35.8 in de serie en 3.25.2 in de finale, beide clubrecords JA) en liep hij zijn traject in 50.1. Bovendien won hij zilver op de 4x100 m JA (44.0). Vervolgens kwam er weer een reeks clubrecords: in Den Haag 22.3 op de 200 m, in Haarlem 50.9 op de 400 m, in Den Haag 22.2 op de 200 m (tevens evenaring clubrecord JA) en in Heiloo nog eens 50.9 op de 400 m. Het beste moest echter nog komen. Mario werd geselecteerd voor de jeugdinterland België-Nederland-Zwitserland in Merksem (B). Daar zag ik hem vanaf de tribune volkomen onverwacht naar een super-tijd van 10.5 op de 100 m sprinten. Nooit was een Nederlandse B-junior zo snel en tot op heden is zijn tijd ook niet meer verbeterd. Bovendien stond Mario met zijn 10.5 meteen zowel bij de senioren als bij de junioren A en B eerste op de Nederlandse jaarranglijst van 1978. Tevens was het (een nog steeds bestaand) clubrecord bij de JA en JB. De bij de Nederlandse jeugdatletes bijzonder populaire Mario leerde later die dag ook een andere zijde van zijn atletiekloopbaan kennen. Op de 200 m leek hij opnieuw op een geweldige tijd af te stevenen (21.5 of zelfs sneller) toen hij vlak voor de finish een spierscheuring kreeg en strompelend (nog wel in 22.7) over de finish kwam. Zijn seizoen leek voorbij en het was de eerste uit een reeks zware blessures. Toch wist Mario in oktober nog een keer te verrassen. Na eerder die maand al 2.00.9 gelopen te hebben, liep hij in Haarlem ineens 1.58.5 op de 800 m, waarmee hij ook op die afstand het clubrecord JB naar zich toetrok. Bij de onderlinge wedstrijden werd hij 2e met winst op 3 van de 8 onderdelen.

1979, Nederlands record voor de 4x200 m ploeg. Henk Macnack wisselt op Mario Westbroek Begin 1979 was Mario weer helemaal de oude. In Zwolle liep hij eind januari 3x naar 6.8 op de 60 m en kwam hij elektronisch tot 6.99. Deze tijden waren goed voor een evenaring van het Nederlands jeugdrecord, een nieuw clubrecord JA (dat nog steeds bestaat) en een evenaring van het seniorenclubrecord. Omdat hij zich 4 dagen later in de training blesseerde, moest hij de NK indoor en een interland tegen België aan zich voorbij laten gaan. Eind februari was hij al weer voldoende hersteld om in Dortmund (D) naar twee indoorclubrecords bij de senioren en JA te snellen: 200 m (23.0) en 400 m (50.2). Op de baan zorgde Mario in april voor een sensatie door de 400 m in 48.9 (clubrecord JA en een verbetering van zijn beste baantijd met 2 seconden). Hij liep bij de districtskampioenschappen 10.7 op de 100 m (1e). Eind mei verbeterde hij zich bij de interland Nederland-Nordrhein 48.7 (clubrecord JA) op de 400 m, in de 4x400 m estafette liep hij zelfs 48.5. Een week later haalde Mario op Papendal de limiet voor de EK jeugd door de 400 m in 48.5 af te raffelen, waarmee hij nu ook clubrecordhouder bij de senioren werd. Weer 5 dagen later liep hij bij de Coupe Nationale Nederlanden al weer 48.34 en nog in hetzelfde weekend debuteerde hij in de seniorencompetitieploeg met een clubrecord op de 4x400 m (3.23.2). De NK jeugd in Groningen leverden Mario goud op de 100 m (10.91) en zilver op de 400 m (48.27, opnieuw een clubrecord) op. Daarna liep hij in Haarlem en in Den Haag weer 10.7 op de 100 m en ging hij naar Bern (CH) voor de jeugdinterland Zwitserland-België-Nederland, waar hij de 100 m won (10.79), 2e werd op de 400 m (47.83, clubrecord) en 1e op de 4x400 m (3.12.12, Nederlands jeugdrecord voor landenploegen). Eenmaal terug liep hij nog even een 800 m in 1.56.5. In augustus ging Mario door met weer 10.7 op de 100 m in Den Haag en een bronzen medaille op zijn eerste NK senioren (10.6/10.76 op de 100 m). Zijn geweldige prestaties en het feit dat er een sterke lichting 400 m lopers bij de jeugd was, waren voldoende aanleiding om Mario uit te zenden naar de EK jeugd in Bydgoscz (PL). In de serie 400 m wist hij met 47.59 (clubrecord) te overtuigen, in de halve finale (47.99) eindigde hij als 7e, onvoldoende voor de finale. De 4x400 m ploeg werd in de serie uitgeschakeld. Net terug uit Polen verbeterde Mario het clubrecord 200 m JA in Haarlem tot 21.4. Daarna werd in Leiden tijdens een stedenwedstrijd het seniorenclubrecord op de 4x100 m tot 41.7 bijgesteld (1e plaats). Mario kwam en passant tot 10.6 op de 100 m (1e) en 6.71 (ver). Na bij de jeugdcompetitie weer 10.7 op de 100 m gelopen te hebben, liep hij in Den Haag op de 4x200 m naar een Nederlands record voor clubteams bij de senioren (1.27.0). Mario groeide opnieuw naar een topvorm. In Roosendaal haalde hij de Red Band bokaal binnen via 10.5 (evenaring clubrecord JA op de 100 m) en 21.2 (clubrecord JA op de 200 m). Er volgde nog een 400 m in Haarlem in 48.0, waarna een volgend hoogtepunt zich aandiende: de NK estafette in Leiden. Het werd goud op de 4x200 m senioren in de Nederlandse recordtijd van 1.26.6, goud op de 4x400 m senioren in de clubrecordtijd van 3.17.3, goud op de 4x400 m JA in de clubrecordtijd van 3.23.2 en tenslotte zilver op de 4x100 m senioren (42.3). Hij sloot

het seizoen 1979 af met winst op de onderlinge wedstrijden (hij won 3 van de 5 onderdelen). Op de Nederlandse jaarranglijst van 1979 was Mario 1e junior op de 100 en 200 m, 2e op de 400 m en 16e op de 800 m.

Het indoorseizoen 1980 werd door Mario goed ingezet met 3x 6.8 en 1x 6.99 op de 60 m (een evenaring van zijn tijden uit 1979). Vervolgens won hij 2x goud op de Nederlandse indoorkampioenschappen: 60 m JA in 7.03 en 400 m JA in 49.37 (Nederlands jeugdrecord en clubrecord senioren en JA, na in de halve finale al 49.7 gelopen te hebben). Een week later wist hij zowel de 60 m (6.99, opnieuw een evenaring van het Nederlands jeugdrecord) als de 400 m te winnen bij de indoorjeugdinterland Nederland-België in Rotterdam.

Op de baan liep Mario al snel 21.4 op de 200 m en vervolgens werd hij geselecteerd voor de senioreninterland Wales-Engeland-Hongarije-Nederland in Cwmbran (GB). Daar snelde hij met de nationale 4x400 m ploeg naar 3.06.79, hetgeen het viertal in beeld bracht voor de Olympische Spelen. Weer terug snelde hij in Haarlem naar 21.1 op de 200 m (evenaring Nederlands jeugdrecord, clubrecord JA en evenaring clubrecord senioren). Het volgende weekend liep hij met de nationale 4x100 m ploeg naar 40.42 in Zofingen (CH), waar hij ook 21.51 op de 200 m liep. Weer een week later zat Mario al weer in Steinkjer (N) voor de senioreninterland Noorwegen-Nederland. Daar werden het 2 overwinningen op de 4x100 m (40.14, Nederlands record voor nationale ploegen) en de 4x400 m (3.06.3). Begin juni rende Mario op de tweede seniorencompetitiewedstrijd naar 47.4 op de 400 m (clubrecord senioren en JA). Hij raakte die dag licht geblesseerd, zodat hij twee dagen later in de juniorencompetitie maar ging kogelstoten (11.30 met 6 kg). Medio juni was Mario al weer fit genoeg om zich bij de Westathletic in Winterthur (CH) definitief te plaatsen voor de Olympische Spelen. Als startloper in de 4x400 m liep hij 46.8, terwijl de eindtijd van de ploeg met 3.05.51 weer sneller was. De Nederlandse jeugdkampioenschappen in Groningen werden een ware goldrush voor Supermario: hij won 3x goud (100 m in 11.06, 200 m in 22.00 en 400 m in 48.40) en kreeg bovendien een erepenning. Daarna liep hij in Leiden (Gouden Spike) nog eens 47.5 en 47.6 op de 400 m (1e). Begin juli stelde hij in Den Haag (Sparta-Spelen) nog maar eens zijn 400 m clubrecord scherper: zijn 47.14 is zowel bij de senioren als bij de JA nooit meer verbeterd. In deze topvorm toog Mario naar Fort Romeu in de Franse Pyreneeën, waar hij zich consciëntieus voorbereidde op de Olympische Spelen in Moskou (SU). Met trainingstijden van 33.94 op de 300 m en 1.04.10 op de 500 m zat het met de vorm wel goed. Hij liep in Moskou tijdens de 4x400 m zijn snelste tijd ooit (46.1), maar dit kon toch niet voorkomen dat de Nederlandse 4x400 m ploeg voortijdig werd uitgeschakeld. Bij de Nederlandse seniorenkampioenschappen was Mario goed voor 2 medailles: zilver op de 400 m (47.34) en brons op de 200 m (21.45, een tijd die nog altijd de snelste elektronische tijd van een Nederlandse junior is). Mario won vervolgens de 100 m (10.5, evenaring clubrecord JA) en de 200 m (21.4) in Remscheid (D) bij de jeugdinterland Nordrhein-Nederland en kreeg daarvoor de prestatieprijs. Bij de NK estafette trad Mario met een middenvoetsbeenblessure. Deze blessure speelde hem zodanig parten, dat hij alleen op de 4x100 m senioren aantrad om daar natuurlijk wel te winnen in 41.67 (een clubrecord, dat nog steeds staat). Hij miste door zijn blessure het slot van het seizoen. Op de Nederlandse jeugdranglijst van 1980 stond Mario afgetekend 1e bij de jeugd op de 100 m, 200 m en 400 m en bij de senioren was hij 3e (100 m), 4e (200 m) en 6e (400 m).

In 1981 ging het indoorseizoen door zijn blessure grotendeels aan Mario voorbij, maar in maart bewees hij in Dortmund (D) dat zijn snelheid daar niet onder geleden had. Hij liep in de hal 2x een 100 m in 10.4, de snelste Haarlem-tijd ooit en een 1e plaats. Toch ging ook het baanseizoen, ondanks een trainingskamp in Nice (F) goeddeels verloren. Pas eind augustus keerde hij terug op de baan met een tijd van 48.3 (400 m) in de derde PH-bekerwedstrijd. Daarna was hij pas eind december weer actief, toen hij zijn beste 60 m indoortijd aanscherpte tot 6.95. 1982 zou Mario weer grote successen brengen. Bij de NK indoor haalde hij zijn eerste individuele seniorentitel. Na 6.87 in de halve finale werd het een nieuw (en nog bestaand) clubrecord op de 60 m (6.82), waarmee hij ex-clubgenoot Sammy Monsels (V&LTC), die buiten mededinging meeliep, net voorbleef (Sammy liep 6.84). Het baanseizoen opende Mario in mei met een 100 m in 10.6 (gelopen in trainingsbroek) en een 200 m in 21.5. Hij ging op trainingskamp naar de Algarve (Por) en in Den Haag wist hij tijdens de eerste PH-bekerwedstrijd naar zijn beste tijd ooit op de 100 m te sprinten: 10.4 en 10.64. Op de 200 m stond hij echter zo gretig aan de start, dat hij met 2 valse starts het veld moest ruimen. Drie dagen later bevestigde hij zijn vorm in Leiden (Gouden Spike) met een 100 m in 10.4 en 10.67 (1e). Hij revancheerde zich echt een week na de competitie toen in Zwolle de NK estafette werden gehouden. Hij werd 1e op de 4x100 m (41.8/41.91) en eveneens 1e op de 4x200 m, welke afstand hem een fonkelnieuw Nederlands record opleverde. De zeer sterke tijd van 1.25.29 is nog altijd niet verbeterd. Mario liep een 100 m (10.74) in Furth (D), een 200 m (21.39) in Rehlingen (D) en ging begin juli naar de Westathletics in Dublin (EIR), waar hij zijn traject van de 4x400 m in 47.3 liep (eindtijd 3.07.92). Weer terug in Nederland evenaarde hij zijn beste 400 m tijd (en het clubrecord) door in Den Haag 47.0 te lopen. Deze tijd staat nog steeds als clubrecord. Vervolgens werd in Haarlem een aanval gedaan op het Nederlands record 4x400 m, welke aanval maar net mislukte. De 3.14.1 die gelopen werd (Mario liep 47.3) staat echter nog steeds als clubrecord. Een absolute supertijd liep Mario begin augustus op de 200 m tijdens de NK. Zijn winnende tijd van 20.92 was echter met te veel rugwind gelopen. Mario haalde in Amsterdam als voorlopig laatste AV Haarlemmer de dubbel binnen, want hij won ook goud op de 100 m in 10.79. In een landenwedstrijd in Amsterdam liep hij een paar weken later ook weer een snelle 400 m (47.16). Daarna volgde opnieuw een blessureperiode voor (zoals hij zichzelf noemde) "het zorgenkind van de AV Haarlem".

Blessures, zijn studie fysiotherapie, een vaste vriendin of gewoon te veel gedaan op jonge leeftijd (zoals Joop van Drunen het eens verwoordde), wat de reden ook was, in elk geval werden na 1982 de resultaten een stuk wisselvalliger. In 1983 pakte hij zijn laatste individuele Nederlandse kampioenschap door in Zuid-Laren de 60 m te winnen (6.94). Hij trainde inmiddels steeds vaker samen met clubgenoot Mike Bienfait, maar we zagen hem nauwelijks meer op de baan. Een week na zijn titel was hij weer terug in Zuid-Laren (in de toen nog niet afgebrande Bernhardhoeve), waar hij de prestatieprijs won voor zijn 6.93 op de 60 m. Tijdens het baanseizoen rolde er in mei nog wel een goede 100 m (10.71) uit, maar door terugkerende blessures week hij daarna uit naar de 800 m, waar hij eerst 1.54.6 liep en vervolgens in Amsterdam 1.53.4. Bij de NK estafette deed Mario mee aan de 4x800 m, waar het een 9e plaats werd met 7.53.99. In 1984 wist Mario op de NK indoor 6e te worden op de 800 m (1.57.24). Hij stapte tijdens het baanseizoen toch weer over op de 400 m, waarop hij 47.6 (eerste PH-bekerwedstrijd), 47.4 (tweede PH-bekerwedstrijd) en 47.23 (op de NK, waar hij 4e werd) neerzette. In 1984 pakte Mario ook nog een plak: bij de NK estafette werd het zilver op de 4x400 m (3.16.58). Aan het slot van het seizoen liep hij 2.35.7 op de 1000 m, werd hij 2e bij de onderlinge wedstrijden en nam hij zelfs deel aan een uurloop.

Verrassend was zijn tijd van 48.3 op de 400 m bij een indoorwedstrijd in Dortmund (D) in januari 1985. Bij de NK indoor werd hij 4e in 49.15. Mario liep buiten nog een 200 m in 21.7 en wist in september 1985 nog een keer te vlammen. Met de zeer goede tijd van 3.14.64 werd hij op de 4x400 m voor het laatst Nederlands kampioen, zijn 23e kampioenschap. Bij de onderlinge wedstrijden werd hij 5e (wel winst op de 1000 m in 2.36.7). Begin 1986 verraste Mario ons toch weer door op de schaats de 200 km lange elfstedentocht uit te rijden. In de strijd om de PH-beker deed hij dat jaar nog mee op de 400 m (1e wedstrijd) en bij het kogelstoten (2e wedstrijd). Mario ging in augustus met een aantal clubgenoten fietsen in de Belgische Ardennen en besloot zijn imposante atletiekloopbaan als lange afstandloper. Hij liep de Dam tot Dam loop en nog een 10 mijl in Den Haag. Mario die tijdens zijn atletiekloopbaan 15x uitkwam voor het Nederlands team was medio jaren '80 ook actief als sprinttrainer en als masseur van onze club. Verder was Mario in zijn toptijd ook regelmatig op de baan om te helpen met jureren. Mario werd door het bestuur vaak onderscheiden: hij ontving 4x de juniorenprestatiebeker (1977-1980) en ook een keer het Vrienden van de KNAU-Schild (1976). In 1980 en 1981 was Mario redactielid van De Wissel.

Mario woonde eerst in Schalkwijk en verhuisde daarna naar een woonboot in de Leidsevaart bij Vogelenzang. Toen hij afgestudeerd fysiotherapeut was bleek dat hij in Nederland geen werk kon vinden. Daarop zocht en vond hij werk in Duitsland en ging hij begin 1987 in Kerkrade wonen. Inmiddels woont Mario in Streefkerk, een plaatsje in de Alblasserwaard (Zuid-Holland), waar zijn familie oorspronkelijk vandaan komt. Ali Monsma, de 1 jaar oudere partner van Mario, was een goede middenafstandsloopster van Lionitas (Leeuwarden). Haar beste tijden waren 400 m 58.1 (1980); 800 m 2.05.54 (1981); 1500 m 4.18.3 (1982); 3000 m 9.43.9 (1981). De vader van Mario, Wim Westbroek (overleden in 1994) was van 1978 tot en met 1982 bestuurslid, waarvan ruim een jaar voorzitter. Hij was samen met Wim Hartman een van de grote mensen achter de bouw van het krachtcentrum. Ook Janna Westbroek is actief geweest binnen de AV Haarlem: zij was in 1980 (het jubileumjaar) een jaar bestuurslid.

Frank van Ravensberg