|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overleden eind 1972 op 72-jarige leeftijd. Lid van de HAV geworden in 1926. Kwam daarvoor uit voor Sparta (Rotterdam). Actief tot en met 1933. Onze meest succesvolle sprinter bij de senioren. Werd ook wel Marinus genoemd. De geboren Rotterdammer Rinus was al bij Sparta een absolute topper. In 1924 wist hij bij de Olympische Spelen in Parijs (F) in de 1e serie van de 4x100 m samen met Jaap Boot (HAV), Harry Broos (PSV) en Jan de Vries (ZAC) eerst het wereldrecord te verbeteren tot 42.0 (een record dat in de volgende serie, ongeveer een half uur later, al weer door de Amerikaanse ploeg werd verbeterd) om in de finale naar een bronzen plak te lopen (na diskwalificatie van de Zwitserse ploeg) en met 41.8 een Nederlands record neer te zetten. Voorts haalde hij in Parijs de halve finale op de 200 m en de kwartfinale op de 100 m. In 1925 werd Rinus voor het eerst Nederlands kampioen via winst op de 200 m (23.1). Normaal gesproken zou daar nog een gouden medaille bij zijn gekomen op de 100 m, omdat hij in die finale op een lijn finishte met Frits Lamp (HAV) en Harry Broos (PSV) en de jury geen winnaar kon aanwijzen. In plaats van drie gouden medailles uit te reiken nam de jury de geheel onterechte beslissing om de eerste drie te laten overlopen, waarna Broos in 10.7 won en er voor Rinus slechts zilver restte. In oktober van dat jaar ging Rinus naar Parijs (F), waar hij de 100 m in 10.6 aflegde, sneller dan het Nederlands record, maar anno 1925 werden er nog geen (individuele) Nederlandse records erkend die in het buitenland gevestigd waren. De HAV haalde met hem in 1926 een grote vis binnen. Niet alleen was Rinus een buitengewoon succesvol sprinter in de jaren dat hij voor de HAV uitkwam, hij was ook een echte clubman en daarom een van de grote animatoren in de strijd om de PH-beker, waar hij steeds veel punten voor de HAV binnenhaalde. Van 1926 t/m 1933 maakte hij deel uit van de winnende HAV-ploeg en verschillende keren fungeerde hij daarbij als captain van de ploeg. Rinus woonde in 1926 nog in Rotterdam, maar via Amsterdam zou hij uiteindelijk naar Haarlem verhuizen. Het eerste seizoen bij de HAV leverde hem meteen een aantal klinkende overwinningen op: hij won voor het eerst de dubbel op de NK: goud op de 100 m (11.6) en op de 200 m (24.2), gelopen op de grasbaan in Groningen. Daar kwam nog goud op de 4x100 m (44.2) bij. Een week na de NK (waar hij niet startte op de 4x400 m) snelde Rinus met Ad Paulen, Dick Nooij en Andries Hoogerwerf op de 4x400 m naar een nieuw Nederlands record (3.30.8) op het eigen Haarlem-terrein. Een ander hoogtepunt was de landenwedstrijd Nederland-België in Haarlem, waar hij voor een uitverkocht huis zowel de 100 m als de 4x100 m won. In een andere interland, in Keulen (D), bracht hij het Nederlands record 4x100 m voor landenploegen op 41.7, een record dat 8 jaar bleef staan. Op de 4x100 m voor clubteams werd het Nederlands record via 43.9 op 42.8 gebracht. Deze 42.8 werd 2x gelopen. In Stuttgart (D) kwam Rinus op de 100 m opnieuw tot 10.6, maar zijn tijd werd opnieuw niet erkend als Nederlands record. Ook voor clubrecorderkenning kwam zijn tijd niet in aanmerking door het simpele feit dat hij zijn tijd in het buitenland liep. Clubrecords waren er wel op de 200 m (22.8), de 4x100 m (2x) en de 4x400 m. Op een aantal afstanden waarop (nog) geen clubrecords werden bijgehouden kwam hij tot de beste prestaties ooit door een Haarlemmer gelopen: de 50 m (5.8), de 80 m (8.9), de 150 m (16.2) en de Zweedse estafette (2.03.6). Zijn tijden op de 50 m (ter vergelijking: zijn 5.8 is nog sneller dan ons huidige indoorrecord) en de 150 m zijn nooit meer verbeterd. De 80 m is alleen door Fer Lamie (8.7 in 1964) verbeterd en de tijd op de Zweedse estafette is slechts door 2 ploegen (2.02.6 in 1965 en 2.02.8 in 1966) gebroken. Een seizoen als 1926 leek onverbeterbaar, maar 1927 bracht Rinus nog meer succes. Hij prolongeerde zijn titels op de 100 m (10.8), 200 m (22.6) en 4x100 m (43.6), maar pakte er nog een vierde gouden plak bij. Met 3.28.4 (een nieuw Nederlands record) werd in Haarlem ook de 4x400 m gewonnen. Op de 100 m (waar hij voor de vijfde keer 10.6 liep, maar nu in Nederland) en op de 200 m (22.2, zijn 21.6 in het Franse Colombes werd niet erkend) werd hij nu ook officieel Nederlands recordhouder. Daarna kwam Rinus op de 400 m tot 50.0, waarmee hij achter zijn clubgenoot Ad Paulen 2e op de Nederlandse ranglijst aller tijden kwam te staan. 1928 stond in het teken van de Olympische Spelen in Amsterdam. Rinus was erbij en haalde op de 100 m en de 200 m de kwartfinale. Op de 400 m werd hij in zijn serie uitgeschakeld. Ook liep hij nog mee in de 4x400 m. Hij kon in 1928 zijn vier Nederlandse titels niet verdedigen, omdat de HAV de NK van dat jaar boycotte uit protest dat deze NK op een grasbaan werden gehouden. De revanche kwam in 1929. Voor de derde keer greep Rinus de dubbel: goud op de 100 m (11.0) en goud op de 200 m (22.0) en hij voegde daar dit keer de gouden plak op de 4x400 m (3.30.8) aan toe. Ondanks een knieblessure (zijn knie zat vol met pleisters) won Rinus ook de 100 m en de 4x400 m tijdens de PH-bekerfinale in Den Haag (Houtrust) en speelde hij daarmee een hoofdrol in de met slechts 1/6 punt verschil gewonnen finale. Bovendien stelde hij in 1929 nog zijn eigen Nederlands record op de 200 m scherper (22.0). In 1930 werd Rinus voorbijgestreefd door zijn 11 jaar jongere clubgenoot Chris Berger. Individueel werden zijn successen daardoor minder, in estafetteverband gingen de successen gewoon door. Op de 4x100 m werd het Nederlands record gebracht op 42.6 en er sneuvelden ook nog twee clubrecords op de 4x200 m (1.32.8) in Brussel (B) en de 10x100 m (1.52.3, dit record is nooit meer verbeterd). Historisch is het duel dat Rinus op 15 juni 1930 met Chris Berger uitvocht op de sintelbaan in Amsterdam. Beiden doken ruimschoots onder het Nederlands record op de 200 m van Rinus (22.0). Chris won tenslotte met 21.1 voor Rinus die met 21.3 zijn beste 200 m tijd aller tijden liep. Hij was zijn record weliswaar kwijt, maar ruim 30 jaar later (in 1961) zou hij met zijn 21.3 nog altijd 3e Nederlander aller tijden zijn. Hoogtepunt van 1931 voor Rinus was de winst van de geheel uit Haarlemmers bestaande 4x100 m ploeg in een landenwedstrijd tegen België, Luxemburg en Frankrijk bij de opening van het Heyselstadion in Brussel (B). Voorts haalde Rinus weer een Nederlandse titel op de 4x100 m (43.4) en 2 zeer sterke Nederlandse records op: 4x100 m (42.5, tot 1966 clubrecord) en 4x200 m (1.31.0, tot 1972 clubrecord). De topperiode van Rinus leek daarna over, maar Chris Berger kreeg in 1932 een minder jaar en zo belandde Rinus in 1932 onverwachts toch weer aan de top. Hij pakte voor de vierde keer de dubbel, een unieke prestatie, die geen Haarlemmer hem ooit heeft nagedaan. Hij werd zelfs viervoudig Nederlands kampioen: 100 m (11.0), 200 m (22.2), 4x100 m (43.5) en 10x100 m (1.53.5). Daarmee bracht hij zijn totaal aan Nederlandse titels op 16. Voorts speelde Rinus ondanks een knallende kiespijn weer een hoofdrol in de strijd om de PH-beker door de 100 m te winnen. Mede daardoor trok de HAV aan het eind van de dag weer aan het langste eind. Daarna wou Rinus zijn spikes aan de wilgen hangen of alleen nog wat meelopen in de estafette. Maar toen Chris Berger en Dolf Benz in 1933 naar concurrent AV'23 overstapten kreeg hij het dringende verzoek van de clubleiding om nog een keer in het strijdperk te treden voor de PH-bekerfinale van 1933 in Den Haag (Houtrust). Rinus ging akkoord, hoewel hij nog maar 14 dagen had om zich op de wedstrijd voor te bereiden en knalde vervolgens naar een 3e plaats op de 100 m (10.7). Samen met Arnold Blik (4e) scoorde hij evenveel punten als AV'23 (met Berger en Benz) en V & L, hetgeen de andere HAV-ers (die op een zwaar puntenverlies op de 100 m hadden gerekend) zo stimuleerde dat voor de 10e (en voorlopig laatste) keer beslag werd gelegd op de cup. Rinus kwam op de 4x100 m ook nog tot 44.8. In het jubileumnummer van de HAV uit 1945 (opnieuw gepubliceerd in De Wissel in november 1972) zou Rinus schrijven, dat de PH-bekerfinale van 1933 zijn mooiste wedstrijd was, omdat de cupwinst zo onverwacht tot stand kwam. Hij kwam in 1933 ook nog uit voor de Nederlandse ploeg, waarmee zijn totaal aan interlands op 8 kwam. Hierna stopte hij definitief met de wedstrijdsport. Hij werd actief binnen de KNAU, o.a. in de Pers- en Propaganda-commissie en in de trainingscommissie en hij werd voorzitter van het district Noord-Holland. In 1940 werd Rinus benoemd tot lid van verdienste van de HAV. Hij verhuisde weer terug naar Rotterdam, waar hij als sportjournalist werkte voor de Telegraaf. De laatste jaren van zijn leven bracht Rinus door in een revalidatiecentrum. Hij was toen al ernstig ziek. Eind 1972 is hij overleden. Frank van Ravensberg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||